
Tante de non
Mijn tante An was zo’n ouderwetse non, in habijt. Een pinguïn in een Franse kloostertuin. Ze stierf afgelopen maand, precies op haar zesennegentigste verjaardag. Alsof ze een eigen afspraak met de tijd had.
Mijn tante An was zo’n ouderwetse non, in habijt. Een pinguïn in een Franse kloostertuin. Ze stierf afgelopen maand, precies op haar zesennegentigste verjaardag. Alsof ze een eigen afspraak met de tijd had.
Wat een voorrecht om te mogen leven in het tijdperk van Donald Trump. Andere generaties kregen Mandela, Gandhi of Jezus. Maar de voorzienigheid schonk ons iets veel groters.
Volgens het Westen is Poetin niet serieus over vrede. Dat klopt. Hij is serieus over winnen. En over praten. Het één sluit het ander namelijk niet uit. Integendeel: Poetin bombardeert niet ondanks, maar juist omdat hij wil onderhandelen. Elke bomkrater is een argument.
De Israëliërs hebben iets nieuws. Een AI-systeem en het heet Lavender. Dat is Engels voor lavendel. Alsof de makers dachten: hoe noemen we een AI die aanwijst welke inwoners van Gaza mogen sterven?
Het is weer Wereld Suïcide Preventie Week. We praten, luisteren en organiseren wandelingen bij zonsopgang. Alles om mensen bij het leven te houden.
Het begint doorgaans met een hashtag. En dan komen de eisen.
The Oval Office. De plek waar de wereld bestuurd wordt. Dáár zaten ze, de Europese leiders. Ongemakkelijk en wat stijfjes, alsof ze wisten dat het eigenlijk al te laat was voor wat ze kwamen doen.
Het is ronduit tragikomisch, de manier waarop Donald J. Trump zijn eigen ondergang regisseert in de Epstein-affaire. Zijn grootste probleem? Zelfs de eigen MAGA-achterban gelooft hem nauwelijks nog.
In Egypte staat een toerist voor de piramiden van Gizeh. Hij neemt een selfie. Kin omhoog, glimlach aan en de achtergrond netjes gecentreerd. Klik. Alsof dit moment – hij voor een bouwwerk dat al miljoenen keren is gefotografeerd – dringend moet worden veiliggesteld.
12 augustus 2000, vroeg in de ochtend. Twee explosies jagen de Koersk, een van ’s werelds grootste atoomonderzeeërs, naar de bodem van de Barentszzee. Aan boord: 118 mannen. Leven ze nog? Of is iedereen dood? Wat volgt is een race tegen de klok, een tragedie in slow motion.
Op een doordeweekse ochtend zat ik op een bankje in het park. De zon scheen en ik had even niets beters te doen. Voetstappen naderden. Een man kwam voorbij, met graatmagere benen in een net iets te strak maatpak. Hij had de tred van iemand die nooit écht te laat komt, maar altijd nét op tijd.
Elke acht dagen, zo melden media plechtig, sterft in Nederland een vrouw door toedoen van haar (ex-)partner. Niet omdat ze een klootzak van een man had. Niet omdat een ruzie escaleerde tot iets onherstelbaars. Nee, ze stierf ‘omdat ze een vrouw was.’ Zo heet dat tegenwoordig: femicide.