
De premier van Auschwitz
Er zijn woorden waaraan je je handen niet wil branden. Woorden die niet van jou zijn, maar van de geschiedenis.
Er zijn woorden waaraan je je handen niet wil branden. Woorden die niet van jou zijn, maar van de geschiedenis.
Donald J. Trump is geen politicus. Wie denkt dat hij de Verenigde Staten bestuurt, die snapt er werkelijk niets van. Trump is een kunstenaar.
Maandagochtend, persmoment in het Witte Huis. Trump zit op zijn stoel bij de open haard. Ellebogen op de knieën, de stropdas net iets te lang, zoals altijd. Naast hem zit Rutte. Glimlachend, maar niet van harte. Eerder zoals mensen glimlachen bij een condoleance.
Er zijn politici die iets opbouwen. En er is Geert Wilders. Een man die al ruim een kwart eeuw het Binnenhof onveilig maakt met zijn brandblusser, gevuld met benzine.
Vroeger ontwierpen we steden voor de auto. Brede, rechte wegen sneden door de binnenstad, als ideale lijnen richting de horizon.
De setting: een kamer in paleis Huis ten Bosch. NAVO-blauw tapijt. Eén Amerikaans vlag. Eén Nederlandse vlag. Twee mannen. Eén missie.
Vorige week droeg Rusland zesduizend lichamen over van gesneuvelde Oekraïense soldaten. De doden arriveerden in koelwagens, vijf konvooien van elk 1200 lichamen. Vrachtwagen na vrachtwagen na vrachtwagen.
Net over de Nederlandse grens bij Ter Apel stonden ze. Twaalf boze burgers in fluorescerende hesjes. Met een zaklamp die je bij de Action kunt kopen, in politie-look.
Ergens aan de andere kant van de oceaan stapt een man in een vliegtuig. Een groot vliegtuig, met goudkleurige gordijntjes en tapijt dat doet denken aan een casino in verval. De man heet Trump. Donald Trump.
Ik was laatst in de Ziggo Dome. Niet voor Springsteen of Radiohead, maar voor Suzan & Freek. Zes keer uitverkocht.
Marjolein Faber weet precies wat ze doet. Namelijk: doen alsof ze precies weet wat ze doet. Dat is haar ware talent.
Mijn buurvrouw haat Donald Trump. En dan niet zo’n klein beetje. Nee, echt háten. Ze wenst hem vandaag nog dood.