Duitse obers en het EK

Een terras in Leipzig. Het is nog vroeg, the day after Nederland – Frankrijk. Aan een tafeltje, een paar honderd meter verwijderd van de Wilhelm Leuschner Platz, zijn net drie Oranjesupporters neergestreken. Alle drie een jaar of vijftig, met stoppelige kaken en gekleed in een EK-1988-shirt.

De middelste draagt een witte zweetband waarop in gouden letters ‘Ali B’ staat. Zijn maat, met Gullit-pruik, hangt onderuitgezakt naast hem. Hij heeft kleine oogjes en een zwaar postuur. Onder zijn voetbalshirt doet een melkwitte buik verwoede pogingen zich een weg naar buiten te banen.
De derde persoon aan het tafeltje, de ogen nog roodomrand van afgelopen nacht, heeft een opblaasbare klomp op het hoofd. Voor hem liggen een smartphone, een vaper en een gastoeter.

Sie wünschen?” vraagt de ober. Behoorlijk op leeftijd, een doorgroefd gezicht. Door de zee van nog lege tafeltjes heen heeft hij het drietal aan het uiterste einde van het terras weten te bereiken.
“Cola light,” zegt de man met de opblaasbare klomp op het hoofd.
“Cola light,” herhaalt de ober. Hij verlegt zijn blik naar de overige twee Nederlanders.
Maar die schudden het hoofd. “Ich hoef nichts,” zegt de Nederlander met de Gullit-pruik. In zijn hand klemt hij een flesje water.
De man met de witte zweetband gebaart ook van nee. “Ich auch nichts.” Hij zakt onderuit en blikt nu met een schijt-aan-alles-grijnsje om zich heen.
Een tram komt rinkelend voorbij.
Er valt een stilte. De ober kijkt het drietal uitdrukkingsloos aan. Hij twijfelt of hij zal zeggen dat de heren worden geacht iets te drinken op dit terras. Maar hij berust. “Also, nur ein cola light,“ herhaalt hij langzaam en draait zich om.

Binnen een minuut is hij er weer, laverend tussen de tafeltjes, met een dienblad met daarop één glas cola. Hij buigt en zet het glas met plechtige ernst neer, precies in het midden. “Ein cola light, bitte schön.“
De ober recht de rug, het dienblad nu onberispelijk onder de linkerarm geklemd. Hij kijkt het drietal vriendelijk aan. Dan opeens, is het één en al verbazing die het gezicht van de ober overspoelt. “Ach, meine Herren, Entschuldigung.” Zijn hand reikt naar het borstzakje van zijn colbert. Daar steken drie rietjes uit. Rood, wit en blauw.
Een voor een steekt hij ze in het glas cola. “Nochmals, bitte schön.“

Even staart het drietal naar het glas met de drie rietjes. Dan schieten ze gezamenlijk in een ongemakkelijke schaterlach, het hoofd overdreven ver achterover werpend, met vrij uitzicht op de huig.
Maar de ober is allang weer weg, met de triomfantelijke blik van het gelijk in de ogen. Duitse obers, altijd grappig, ook al zie je het er niet aan af. Ze regeren met weinig woorden.
Intussen loeit op het terras alweer de eerste gastoeter van de dag. “Kampioenen, olé, olé”, roept de man met de rode ogen schor. Dinsdag wacht Oostenrijk. Zigge zagge zigge zagge, hoi hoi hoi!

Luuk Koelman
Luuk Koelman

Columnist (o.a. voor Nieuwe Revu), ghostwriter en schrijfcoach. Ik werk voor mensen die graag schrijven én voor mensen die liever niet schrijven.

Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief!