Een premie op sterven

Vorige week droeg Rusland zesduizend lichamen over van gesneuvelde Oekraïense soldaten. De doden arriveerden in koelwagens, vijf konvooien van elk 1200 lichamen. Vrachtwagen na vrachtwagen na vrachtwagen.
Vorige week droeg Rusland zesduizend lichamen over van gesneuvelde Oekraïense soldaten. De doden arriveerden in koelwagens, vijf konvooien van elk 1200 lichamen. Vrachtwagen na vrachtwagen na vrachtwagen.
Net over de Nederlandse grens bij Ter Apel stonden ze. Twaalf boze burgers in fluorescerende hesjes. Met een zaklamp die je bij de Action kunt kopen, in politie-look.
Mearsheimer en Sachs. Twee Amerikaanse professoren die zeggen wat je in talkshows niet hoort en in kranten zelden leest: dat Poetins oorlog in Oekraïne niet uit de lucht kwam vallen.
Ergens aan de andere kant van de oceaan stapt een man in een vliegtuig. Een groot vliegtuig, met goudkleurige gordijntjes en tapijt dat doet denken aan een casino in verval. De man heet Trump. Donald Trump.
Ik was laatst in de Ziggo Dome. Niet voor Springsteen of Radiohead, maar voor Suzan & Freek. Zes keer uitverkocht.
Marjolein Faber weet precies wat ze doet. Namelijk: doen alsof ze precies weet wat ze doet. Dat is haar ware talent.
Mijn buurvrouw haat Donald Trump. En dan niet zo’n klein beetje. Nee, echt háten. Ze wenst hem vandaag nog dood.
Het is de manier van praten die het ’m doet. Hij zegt altijd iets verstandigs, geruststellends. Zonder oordeel.
“Vroeger had je gewoon mannen en vrouwen,” zei de een, draaiend aan zijn glas. “Nu weet je soms niet meer waar je aan toe bent.”
Gaza. Strand. Een toerist staart naar de golven. Zonnebril, slappe hoed, een tikkeltje verbrand op de neus. ‘Mooie plek,’ mompelt hij.
Laten we eerlijk zijn: Nederland is geen natuurgebied. Nederland is een spreadsheet, een bouwtekening, een parkeerplaats met een slagboom die niet werkt.
In de trein richting Tilburg, ergens tussen Venlo en Eindhoven, zit een man tegenover me met een button op zijn jas: “Stand with Ukraine.”