De groene rekening

We zouden er allemaal beter van worden: groene stroom. Maar honderden miljarden later blijkt vooral dat de burger betaalt. Altijd. Voor de kabels, de kosten, het risico, de missers en het optimisme van een overheid die blijft gokken op een toekomst die niemand begrijpt.

De straat ligt open. Een geul, anderhalve meter breed, strekt zich uit van lantaarnpaal tot kruispunt. Er staan hekken omheen, een fladderend plastic lint plus een verkeersbord met een pijl die nergens echt naartoe wijst. Twee mannen in fluorescerende hesjes drinken koffie uit kartonnen bekertjes. Hun helmen glanzen in de ochtendzon, alsof er echt iets groots staat te gebeuren.
Een buurtgenoot ziet me kijken. “Vanwege het stroomnet,” meldt hij gelaten. “Dat zit vol, zeggen ze. Daarom komen er dikkere kabels.”

Een van de arbeiders hoort ons, knikt en roept: “En een dikkere energierekening!” We lachen allemaal. Niet uit vrolijkheid, maar uit gewoonte. Zoals je lacht omdat er niets anders opzit, wanneer je beseft dat je maar bitter weinig in te brengen hebt.

Netcongestie

Als we nu niets doen, zo blijkt uit tal van rapporten, loopt het elektriciteitsnet vast. Netcongestie, heet dat. Het klinkt als iets waarvoor de huisarts je zetpillen voorschrijft, maar in Den Haag is men bloedserieus. Warmtepompen, laadpalen, zonnepanelen en windmolens zorgen voor enorme pieken in het elektriciteitsnet. Vooral rond etenstijd wanneer half Nederland de oven aanzet, de auto inplugt en Netflix wil streamen in 4K. Het gevolg: files op het elektriciteitsnet. Simpel gezegd: net als ons wegennet, is ook het elektriciteitsnet overvol. Dus knarst en kraakt het systeem. Als een machinerie die wel nog draait, maar waarvan iedereen weet: dit houdt geen stand.

Nu al zit het stroomnet in grote delen van het land ‘op slot’. De kranten koppen het droogjes: ‘Netbeheerder: elektrische auto’s niet opladen tussen 16.00 en 21.00 uur’. En: ‘Red het stroomnet, laad alleen op tijdens zonneschijn of harde wind.’
Sterker nog, er is nauwelijks nog plek voor het aansluiten van nieuwbouwwoningen, nieuwe fabrieken en datacenters. Bijna overal zijn wachtlijsten. Zelfs voor zoiets simpels als een laadpaal moet je geduld oefenen, al helemaal als je toevallig in Twente woont.

blackout

En dus moet er gegraven worden. Volgens Netbeheer Nederland moet er de komende jaren 100.000 kilometer aan nieuwe, dikkere elektriciteitskabels worden getrokken. En er moeten ook nog eens 50.000 transformatorhuisjes bij. Door heel het land. Buurt voor buurt en wijk na wijk. Eén op de drie straten zal worden opengebroken, om de stroominfrastructuur weer ‘op orde’ te krijgen.
“Voor een onbezorgde energietoekomst,” juicht de folder op mijn deurmat. Hij viel pal naast de brochure met daarin het verkiezingsprogramma van een partij die ooit beloofde dat duurzaamheid ‘betaalbaar’ zou blijven.

Rijst als vanzelf de vraag: wat gaan al die extra kabels en elektriciteitshuisjes kosten? Welnu: 195 miljard euro. De ambtenaren die op het bedrag uitkwamen, vielen van hun stoel. Letterlijk, volgens De Telegraaf. Bijna tweehonderd miljard euro! En dat enkel en alleen voor het transporteren van groene stroom. Dus niet voor zonnepanelen, niet voor windmolens, niet voor warmtepompen, niet voor dubbel glas, niet voor vloerverwarming. En ook niet voor thuisbatterijen of welke andere groene gadget dan ook. Dat komt er allemaal nog bovenop.

Komen we aan bij de volgende vraag. Wie gaat al dat geld ophoesten? Nou, u en ik natuurlijk. Plus iedereen die ooit dacht dat de groene transitie hen ook financieel iets zou opleveren.

23.000 euro

Nu telt Nederland zo’n 8,4 miljoen huishoudens. Deel die 195 miljard euro door 8,4 miljoen en je komt uit op ruim 23.000 euro per huishouden. Voor wie liever in beelden denkt: elk huishouden mag twee van de meest exclusieve, top of the line designertassen van Chanel bekostigen. Rijkelijk gevuld met koperdraad, dat dan weer wel. Maar… zonder retourbon. Want het is garantie tot aan de deur. Geen weg terug.

Minister Sophie Hermans, onze demissionair minister van Klimaat en Groene Groei, is in ieder geval vastberaden. Ze wil “door roeien en ruiten” om haar klimaatbeleid door te voeren. Waarbij vooral opvalt dat het roeien door de burger zal moeten gebeuren. Qua financiën dan, want het is nog maar zeer de vraag of die 195 miljard euro wel genoeg is.

Immers, geen enkel overheidsproject blijft ooit binnen budget. Zo zou de Noord-Zuidlijn oorspronkelijk 1,4 miljard kosten. Het werd uiteindelijk 3,1 miljard. Een kostenoverschrijding van meer dan 120%. En dat is nog een succesverhaal vergeleken met de HSL. Die werd oorspronkelijk begroot op circa 2,5 miljard euro, maar kwam uiteindelijk uit op ruim 7 miljard. Oftewel, het liep 180% uit de klauwen. Dus wat zegt ons boerenverstand? Dat die 195 miljard gerust 400 miljard kan worden. Of 500 miljard. Of 600.

Betrokken Kamerleden nemen daar alvast een voorschot op. Zij schrikken – in tegenstelling tot die ambtenaren – helemaal niet terug van die 195 miljard euro. Zo’n hoog bedrag is dat niet, vinden ze. Zij noemen de aanleg van de elektriciteitsinfrastructuur de nieuwe Deltawerken en spreken over “de grote verbouwing van Nederland.” En dat mag best wat kosten.

Dus vergeet die 195 miljard maar. Dat is het prijskaartje als alles perfect op rolletjes loopt. Als aanbestedingen niet ontsporen, aannemers leveren wat ze beloven en korenwolven zich gedeisd houden op de geplande kabelroutes.
En dan moeten de vaklui nog komen. Volgens netbeheerder TenneT zijn er duizenden extra technici nodig om het werk gedaan te krijgen. Maar waar haal je die vandaan? Nu al hakt de vergrijzing erin, de aanwas stokt, vacatures stapelen zich op.

Niet alleen ligt straks uw straat wekenlang open, ook het hele megaproject van 195 miljard zal gebukt gaan onder vertragingen, schadeclaims en kostenstijgingen. Daar kun je de klok op gelijkzetten.

Op zee waait het altijd

Maar er loert een groter probleem. Eentje dat de kosten nóg verder gaat opjagen. Het grootste deel van onze duurzame stroom komt in de toekomst namelijk vanaf de Noordzee. Daar draaien over een aantal jaren de nieuwe kathedralen van het klimaat: windmolens van ruim driehonderd meter hoog, net zo hoog als de Eiffeltoren. Immense windparken op zee.

Klinkt indrukwekkend. Tot je beseft dat die stroom nog aan land moet komen. En dat blijkt duurder dan gedacht. Volgens de laatste berekeningen zo’n 88 miljard van die 195 miljard euro.

Netbeheerder TenneT mag de verlengsnoeren aanleggen die van de windparken op zee naar het vasteland lopen. Daar hebben ze inmiddels het makkelijke werk gedaan: de parken die op minder dan 50 kilometer uit de kust liggen (Hollandse Kust Noord en Hollandse kust Zuid) zijn al aangesloten. Via dikke kabels stroomt de elektriciteit richting Wijk aan Zee. Handig, want daar ligt Tata Steel. Kunnen die mooi staal smelten met groene stroom. Tenminste, dat is het idee.

Maar de echte klus begint pas bij de windparken die veel verder in zee komen te liggen. Met welluidende namen als IJmuiden Ver, Nederwiek en Doordewind – ze klinken als vergeten stations op een spoorlijn die ooit met veel tromgeroffel werd geopend en daarna snel weer werd opgeheven.

Immense windparken die straks niet vijftig, maar ruwweg honderd kilometer uit de kust liggen. En dat maakt alles extra ingewikkeld. Want stroom uit windmolens is ‘standaard’ wisselstroom. Maar wisselstroom is nogal slecht in lange afstanden. Hoe verder je het probeert te vervoeren, des te meer er verloren gaat.

Daarom moet die wisselstroom worden omgezet in gelijkstroom, die wél lange afstanden aankan. Dat gebeurt op reusachtige platforms die men heel eufemistisch ‘stopcontacten op zee’ noemt. Alleen al de naam verraadt hoever we zijn afgedreven van de eenvoud. Zo’n ‘stopcontact’ is namelijk meerdere verdiepingen hoog, inclusief helikopterplatform en alle andere shit die je doorgaans ook ziet op andere offshore-installaties.

En nee, die platforms worden niet in IJmuiden gebouwd. Die komen natuurlijk uit Singapore. Want niets is zo duurzaam als een megalomaan groot platform met daarop een transformatorstation, dat eerst de halve wereld over moet reizen voor het ook maar een kilowatt windstroom kan doorgeven. Er zijn cruiseschepen met een kleinere ecologische voetafdruk.
Zo komt de wind dus aan land. En in zijn kielzog: de rekening. Die is voor u.

Vaste netwerkkosten

Nee, niet rechtstreeks. Zo lomp is de overheid niet. In plaats daarvan heeft ze iets subtiels bedacht. Vaste netwerkkosten. Een rubriekje op uw energierekening, dat u tot voor kort moeiteloos over het hoofd zag. Tot nu.

Kijk, het zit zo. Vroeger was de energierekening nog een soort morele spiegel. Een rekensom. Wie het warm wilde hebben, betaalde daar ook voor. Wie altijd overal het licht liet branden, voelde dat in de portemonnee. Gedrag had gevolgen – en dat voelde rechtvaardig, of in elk geval logisch. Energie kost geld. Dus denk na voordat je het gebruikt.

Die tijd is grotendeels voorbij. In de nieuwe wereld betaalt u ook de hoofdprijs als u níét verbruikt. Of misschien: juist dan. Want het zijn niet langer de kilowatturen die tellen, maar de infrastructuur eromheen. De vaste netwerkkosten – dus het vervoer van stroom, niet de stroom zelf – gaan astronomisch stijgen. En daar kunt u weinig tegen doen. Ze heten niet voor niets ‘vast’.

Afgelopen jaar betaalde een gemiddeld huishouden zo’n 400 euro per jaar aan netwerkkosten. Dat wordt – optimistisch geschat – 1100 euro. Maar het echte venijn zit ’m in de staart, verderop in de toekomst. Want die 1100 euro is niet het eindpunt, maar het begin. De overheid gaat die 195 miljard euro namelijk voor zich uitschuiven. Alsof dat de pijn verzacht. Oké, misschien voor u, maar niet voor uw kinderen. Zij mogen uiteindelijk afrekenen. In almaar stijgende vaste netwerkkosten. Jaar na jaar na jaar.

Hoe hoog het bedrag uiteindelijk wordt? Denkt u even aan de zorgpremie. Sinds 2006 permanent opwaarts. Heeft iemand ooit een plafond aangegeven? Precies. Zo werkt het ook hier. De energietransitie is nu al de allergrootste uit de hand gelopen hobby van onze overheid. En een hobby mag wat kosten. Toch?

Wat kunt u doen? Niets. Netwerkkosten zijn nu eenmaal onzichtbaar. Hooguit een regeltje op uw energienota. Eén getal. Elk jaar hoger. Maar u kunt vaste netwerkkosten niet filmen en ook niet tegenhouden door een kruispunt te bezetten. Hooguit kunt u een spandoek in uw meterkast hangen. Maar ook dat zal niemand zien.

Het is de energietransitie in zijn meest naakte vorm: abstract, zo technisch dat niemand het nog begrijpt en financieel een molensteen. U bent straks aangesloten op iets groens – en dat is waarvoor u betaalt. Of u veel stroom gebruikt of weinig, dat maakt niets uit. Dus hopelijk begint het u te dagen. Die vaste netwerkkosten – is dat niet gewoon een nieuw woord voor belasting?

Gratis stroom, zegt u?

Ja maar, hoor ik u denken – bijna hoopvol: het is een investering! Als we straks die honderden miljarden hebben betaald voor elektriciteitskabels, plus een nog veel groter bedrag voor het gasvrij maken van alle woningen, dan is de stroom zelf toch gratis? Zon en wind kosten immers niets. Dat wordt altijd gezegd: ‘gratis energie van moeder natuur’. Dus dan verdienen we al dat geld terug. Zijn we alsnog spekkoper!

Nee. U vergist zich. Zon en wind zijn dan wel gratis, maar niet goedkoop. De markt (lees: bedrijven die al die groene stroom moet gaan opwekken) werkt niet echt mee. Om logische redenen, overigens. Kijk, in het verleden ontvingen windparken op zee miljarden aan subsidies. Sinds enkele jaren is dat niet meer het geval: tegenwoordig worden windparken zonder staatsubsidie gerealiseerd. Op zich niet verkeerd; eindelijk houdt het smeren met belastinggeld een beetje op. De markt moet het zelf zien te rooien. Tenminste, dat is het officiële verhaal.

blackout

En zo belanden we bij de volgende grote horde: de markt twijfelt. Bedrijven die miljarden zouden moeten investeren in ‘gratis’ stroom, hebben hun rekenwerk gedaan en komen tot een onaangename conclusie. De risico’s – technisch, financieel, politiek – zijn te groot. De stroomprijs is te laag. De netcapaciteit te beperkt. De bureaucratie te stroperig.

Daar komt bij: nu al stapelen de miljardenverliezen zich op bij fabrikanten van windturbines. Grondstoffen zijn duurder, de rente op leningen is fors omhooggeschoten en de sector zelf kampt met groeistuipen. Kortom: het verdienmodel voor wind op zee kraakt in zijn voegen.

En dat terwijl diezelfde wind op zee de kurk moet worden waarop onze energietransitie drijft. In de nabije toekomst moet driekwart van onze windenergie van de Noordzee komen. Maar de drie grote spelers (General Electric, Siemens Gamesa en Vestas) schrijven allemaal dieprode cijfers.
Dus kijkt de sector de kat uit de boom. Ze blijven op hun handen zitten. Of eisen harde garanties. Want de businesscase is wankel. En zonder vangnet durft geen enkel bedrijf of investeerder de sprong aan.

Enter: de overheid. Die beweegt wél. En nee, subsidies zijn het officieel niet. Klinkt stoer! De belastingbetaler wordt zogenaamd ontzien, maar zo werkt het natuurlijk niet. Het geld van de burger komt gewoon via een achterdeur bij al die bedrijven binnen.

Een truc die het kabinet heeft afgekeken van de Britse regering: contract for difference, heet het daar. Het werkt als volgt. De overheid spreekt met de windsector een vaste stroomprijs af. Is de marktprijs lager dan voorzien, dan vult de staat het verschil aan. Valt de marktprijs hoger uit, dan mag de overheid het ‘overschot’ afromen en maakt zij dus winst. Klinkt eerlijk, nietwaar? Maar dat is het niet.

Want waar blijft u in dit verhaal? Bij een lage stroomprijs betaalt u mee, via de belasting. De windsector moet immers worden beschermd tegen de grillen van de markt. En bij een hoge stroomprijs? Dan verdwijnt de winst linea recta in de staatskas. U krijgt niets. Geen korting, geen bedankje. Maar wel een hogere energierekening op uw deurmat. Immers, u betaalt altijd.

De burger als permanente donor. Het is een constructie die de risico’s socialiseert, maar de winsten privatiseert. Dat is geen bijwerking van het systeem. Dat ís het systeem. Hoe het altijd heeft gewerkt. Het mechanisme is zelfs ouder dan het kapitalisme zelf: zodra de markt hapert, wordt de belastingbetaler aan zijn jasje getrokken. Mag u de kontflap trekken. En als het meevalt? Dan valt het mee voor iemand anders.

Geen nieuw model dus, maar een oud script. U betaalt, zodat het systeem kan blijven draaien. Niet ten behoeve van het klimaat, maar ter bescherming van de markt. En elke keer dat u denkt: nu zal het anders gaan, bewijst de praktijk: nee hoor. U bent niet alleen de klant. U bent ook het vangnet.

Gokken

Intussen naderen de verkiezingen. Dus klinkt in Den Haag opvallend vaak het woord “voorkómen.” Voorkómen dat huishoudens in de knel raken. Voorkómen dat bedrijven vertrekken. Voorkómen dat er straks lege platforms in de Noordzee staan, als monumenten van bestuurlijke overmoed. De politiek is dus druk bezig met preventie. Maar oplossingen? Die blijven uit.

Misschien is dat de ware taak van de hedendaagse overheid: honderden miljarden investeren in een onzekere toekomst, in een markt die meer wegheeft van een casino dan van een plan. En dan maar hopen dat de burger begrijpt waarom. Dat hij denkt: ‘ach, die 195 miljard aan extra verlengsnoeren – ik neem er wel een baantje bij.’ Om de gok van vadertje staat te kunnen betalen. Om de gratis zon en wind te subsidiëren. Voor beleid dat vaag is, voor kosten die sowieso gaan ontsporen en voor een technologie die vooralsnog alleen werkt omdat de wens de vader van de gedachte is.

Maar hé, ironisch genoeg is dit precies wat we wilden met zijn allen. Groene energie! Schone lucht! Elektrische auto’s! Prima wensen. Maar niemand zei erbij dat een derde van alle straten open moet. Dat de energierekening niet zou dalen, maar verdubbelen. Omdat we anders in de file zouden staan – voor stroom, godbetert.

Was het dit waard?

TenneT zegt: niemand zag dit aankomen. Het ging gewoon sneller mis dan verwacht. De waarheid? Zeven jaar geleden strooide de overheid nog met subsidies voor zonneparken op goedkope weilanden in het noorden. Boeren deden mee, investeerders kochten grond. Resultaat: veel zonnestroom op plekken waar niemand woont. Dus moest die stroom richting het westen. En het net liep vast.

Daar kwam de elektrificatie bovenop. Iedereen wilde ineens verduurzamen. Zonnepanelen. Warmtepompen. Elektrische auto’s. De subsidiepot stond open en iedereen graaide. ‘Meeprofiteren van de energietransitie’, noemde de overheid dat. De vraag naar netcapaciteit explodeerde. Tel daar de oorlog in Oekraïne bij op – met stijgende gasprijzen en een opgeblazen Nordstream pijpleiding – en je hebt the perfect storm.

Toch was al in 2014 duidelijk dat ons elektriciteitsnet deze omslag nooit zou trekken. Maar we deden het toch. We kozen voor complexiteit. Voor een toekomst vol techniek, risico’s en papieren zekerheden. Terwijl het ook anders kon. Een stopcontact dat gewoon werkt. Een energierekening die niet elk jaar stijgt. Maar eenvoud is uit de mode.

Liever dromen we van het nieuwe tijdperk. Waarin fossiel verdwijnt en alles elektrisch en dus ‘slim’ wordt. Slimme meters. Slimme netten. Slimme steden. Alleen de burger blijft dom genoeg om erin te geloven.

Misschien is dat de échte les van de energietransitie. Niet dat techniek de toekomst is, maar dat elke toekomst een prijs heeft. En dat het bonnetje, zoals altijd, weer bij u belandt. Uiteindelijk blijft slechts één vraag hangen: was het dit waard? Honderden miljarden, om als land 0,3 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot te beteugelen. Om de wereldwijde opwarming met 0,00007 graden Celsius een slag toe te brengen.

Twee weken later. Terug naar de straat waar alles begon en niets werd opgelost. De sleuf is dicht. De straat ligt er netjes bij. Nieuwe stenen, nog mooi lichtgrijs. Geen spoor meer van kabels, hekken, zand of arbeiders in fluorgeel. Alleen een natgeregend koffiebekertje in de goot. Als een stille herinnering aan de toekomst.

Luuk Koelman
Luuk Koelman

Columnist (o.a. voor Nieuwe Revu), ghostwriter en schrijfcoach. Ik werk voor mensen die graag schrijven én voor mensen die liever niet schrijven.

Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief!