De man uit de hemel

Een boer in het Noord-Hollandse Abbenes heeft tijdens het ploegen een lichaam gevonden. Mogelijk uit een vliegtuig gevallen. Ik las het bericht op NU.nl drie keer en dacht aan mijn oom Gerrit, die altijd zei: “Als je valt, zorg dan dat je ergens terechtkomt waar ze je kunnen vinden.” Hij doelde natuurlijk op dronken huiswaarts waggelen, maar het principe blijft hetzelfde.

De politiewoordvoerder houdt in ieder geval alle scenario’s open: “Hij of zij kan er ook zelf zijn gaan liggen, of er al dan niet in overleden toestand zijn gebracht. Je kan van alles bedenken.”

Dat is waar. Je kunt heel veel bedenken als je de hele dag op een politiebureau zit. Wie weet was het wel iemand die uit pure melancholie besloot om op een akker te gaan liggen. Een dichter met liefdesverdriet. Of een gesjeesde luchtverkeersleider die dacht: hier, precies onder vlucht KL735, wil ik sterven.

Volgens de woordvoerder kan het lichaam er “best heel lang” hebben gelegen. Dat is mijn favoriete zin. Best heel lang. Niet een beetje lang, of gewoon lang. Nee: best heel lang. Alsof het een compliment is. “U heeft hier best heel lang gelegen. Goed gedaan.”

Maar het grimmige blijft toch die hypothese van de verstekeling in het landingsgestel. Wat een manier om te sterven. De motoren bulderen, het staal trilt en jij klampt je vast aan een enorm wiel. Bevriezend in de ijle lucht. En dan, als de wielen uitklappen, val je te pletter. Op een akker in Abbenes. Een kale streep land waar maandenlang niemand komt. Behalve een paar kraaien die vinden dat je raar smaakt.

Ik stel me die boer voor. Henk of Jan, of Kees. Hij zit op zijn trekker. Het is avond. De zon gaat onder boven Abbenes. Hij ploegt zijn akker zoals hij dat al veertig jaar doet. Zijn vader deed het, zijn grootvader deed het. En dan opeens ligt daar iets. Heel even denkt hij aan een zak aardappelen, daar door iemand gedumpt. Maar aardappelen dragen meestal geen schoenen. Hij klimt uit zijn trekker. Loopt erheen. En dan ziet hij het. Een hoopje ongeluk.

Maar toch, het blijft een mens. Een man, weet de politie nu. Laten we hopen dat hij in ieder geval een reden had. Iets romantisch, iets groots. Wat dacht hij toen hij in dat landingsgestel klom? Misschien: dit is mijn kans. Of: ik ben bijna vrij. Wie weet was hij op de vlucht voor iets of iemand, misschien wel voor een regime. Of gewoon voor zichzelf.

En ergens ver weg wacht nu een moeder. Ze houdt hoop: “Abdul is vertrokken. Maar hij duikt wel weer op.” En dat gebeurde dus, maar dan op een akker in Abbenes. Dromen die letterlijk te hoog reikten.

Hopelijk plaatst de gemeente er een gedenkbordje: “Hier viel ooit iemand uit de hemel.”

Maar ja, dat is ook weer zo lastig ploegen.

Luuk Koelman
Luuk Koelman

Columnist (o.a. voor Nieuwe Revu), ghostwriter en schrijfcoach. Ik werk voor mensen die graag schrijven én voor mensen die liever niet schrijven.

Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief!