Er zijn woorden waaraan je je handen niet wil branden. Woorden die niet van jou zijn, maar van de geschiedenis. “Antisemitisme” is zo’n woord. Het roept beelden op van stampende laarzen, verbrijzelde winkelruiten en achtergelaten koffers op perrons. Het is een woord dat je niet lichtvaardig gebruikt.
Tenzij je Netanyahu heet. Dan zit het woord in de binnenzak van je colbert, tussen je mobieltje en leesbril in. Je trekt het tevoorschijn zodra iemand ook maar oppert dat de bombardementen op Gaza misschien niet helemaal in lijn zijn met het internationaal recht. Of dat het platgooien van een ziekenhuis, inclusief de couveuseafdeling, mogelijk toch iets verder gaat dan ‘zelfverdediging’. “Antisemitisme!” roep je dan. En de kritiek verdampt.
Niemand wil immers ‘de antisemiet’ zijn. Dus laat zelfs de EU, die al woedend wordt als iemand z’n kaas verkeerd labelt, de genocide rustig gebeuren. Vrachtwagens vol hulpgoederen in de fik gestoken? “Het is complex.” Sterft elke 10 minuten een kind in Gaza? “We roepen op tot terughoudendheid.” Weer een complete woonwijk weggevaagd? “We volgen het met zorg.” Alsof er een middenweg bestaat tussen fatsoen en oorlogsmisdaden.
Maar de kritiek groeit. Zelfs onder Israëlische reservisten, rabbijnen, overlevenden van de Holocaust. Ze schrijven brieven, geven interviews, staan op pleinen met bordjes: Not in our name. Netanyahu noemt ze ‘zelfhatende Joden’. En dan wijst hij weer naar Auschwitz. Want dat is zijn truc: hij is niet zozeer premier, maar bovenal de rentmeester van een collectief nationaal trauma. Elk woord tegen hem is een aanslag op Anne Frank. Dus wie de Israëlische bombardementen op Gaza veroordeelt, die citeert rechtstreeks uit Mein Kampf.
Dat is de moraal die hij heeft weten te creëren: wie iets zegt over het heden, verraadt het verleden. Onder zijn politiek leiderschap is het Joodse lijden een strategisch bezit geworden. Niet iets om te herdenken, maar om te exploiteren. De Holocaust is voor Netanyahu geen tragedie, maar een handig duizenddingendoekje. Je poetst er elke aanklacht van genocide mee weg.
Dat maakt hem tot de opportunist die hij is. De door Mozes aangestelde CEO van een rechts-nationalistische machinerie die de herinnering aan Auschwitz misbruikt om de ruïnes van Rafah te rechtvaardigen. Koelbloedig, cynisch, effectief. Meer dan 65.000 Palestijnen zijn inmiddels vermoord. Voornamelijk vrouwen, kinderen en ouderen. Slachtoffers waarvan je je afvraagt wat die ooit met Hamas van doen hadden.
Maar precies dáárin schuilt zijn missie. Wie goed kijkt, ziet geen oorlog tegen Hamas, maar verwoesting omwille van de verwoesting. Gaza moet ophouden te bestaan. Niet alleen fysiek, maar ook als idee, als herinnering. “De Gazanen hebben nergens meer om naar terug te keren,” jubelde hij al. Want achter elke verwoeste school, elk verminkt kind, elke uitgebrande ambulance tekent zich zijn droom af: Eretz Israël. Groot-Israël.
En ‘antisemitisme’, het begrip dat ooit gelijk stond aan onuitsprekelijk leed? Netanyahu heeft het omgesmolten tot wapen. Het is nu de ultieme rechtvaardiging voor genocide.