De zweep, de spijkers en het hout

Voorafgaand aan Pasen gedenken christenen die ene kruisiging, daar op Golgotha. Maar Jezus was niet de eerste die zo stierf – en ook niet de laatste. Het Romeinse Rijk kruisigde naar schatting driehonderdduizend mensen. De Perzen gingen hen voor. En in de eenentwintigste eeuw vond terreurorganisatie ISIS de kruisiging opnieuw uit.

In het Westen dragen we het kruis als symbool, niet als straf. We hangen het om onze hals, plaatsen het op kerktorens, drukken het af op rouwkaarten. Maar ooit was het niets meer dan een houten constructie, bedoeld om vijanden van de staat langzaam en zichtbaar te laten sterven. Geen heilig symbool, maar een praktische oplossing voor een politiek probleem.

Elke kruisiging was een les in gehoorzaamheid. Een straf, niet alleen gericht op de veroordeelde, maar vooral ook op het publiek: dit is wat er gebeurt als je de Romeinse machthebbers tart! Wie gekruisigd werd, stierf niet alleen voor zijn misdaad, maar ook ter afschrikking van iedereen die nog twijfelde aan de macht van de staat. Armen gespreid, voeten over elkaar, spijkers door pezen en bot. Geen snelle dood, maar een schier eindeloze lijdensweg. Een die uren, soms dagen duurde. De gekruisigde, het hoofd gebogen, bloed aan handen en voeten. Hij raakte langzaam kwijt wat hem tot mens maakte. Adem. Beweging. Waardigheid.

Marteling

Eerst is daar de geseling. Naakt en vastgebonden aan een paal. De rug gespannen, het hoofd omlaag. Het flagrum, een zweep die meerdere leren riemen telt, met bot- of metaalstukjes aan de uiteinden. Bij elke haal komt er iets mee: huid, vlees. Er wordt niet geteld. Er wordt geraakt, keer op keer, tot de complete rug openligt, soms zelfs tot op het bot. Verkrachting is meer regel dan uitzondering. Stokslagen op de geslachtsdelen net zo. Het is allemaal deel van het proces. Deel van de ontmenselijking. En dat is nog maar het voorprogramma.

Op naar de executieplaats. De veroordeelde moet zelf zijn dwarsbalk, het patibulum, dragen, vaak al hevig bloedend. Door de straten, terwijl het volk toekijkt. Soms zijn het enkele honderden meters tot aan de executieplaats, soms kilometers. Velen halen het niet door bloedverlies en uitputting. Ze vallen, worden geschopt, geslagen, omhooggetrokken en opnieuw gedwongen te lopen.

Wie de executieplaats haalt, wordt aan het kruis (de stipes) vastgebonden of genageld. Soms touwen, maar meestal spijkers. Niet door de handpalmen – die scheuren te snel uit. De beul mikt lager, net boven de pols. Daar waar de handwortelbeentjes bijeengehouden worden door pezen. Een stevige plek. Twee keer acht kleine botjes die samen net sterk genoeg zijn om een mens aan op te hangen. De spijkers zijn grof. Elf tot achttien centimeter lang, bijna een centimeter dik.

De voeten worden aan weerszijden van de paal vastgeslagen. De spijkers gaat dan door het hielbeen. Soms kiest de beul voor de voorkant. Dan worden de voeten tegen het hout gelegd, de spijker door de middenvoetsbeentjes gejaagd.

Het kruis zelf heeft geen vaste vorm. De bekende christelijke variant – met de dwarsbalk iets boven het midden – is eerder uitzondering dan regel. Vaker wordt een T-vorm gebruikt. Soms een X. Wat er maar voorhanden is. Ja, er wordt wat af geëxperimenteerd. Uit verveling. Of voor het effect. Sommigen worden ondersteboven gehangen. Anderen met gespreide benen, inclusief extra spijkers door de geslachtsdelen. De beul heeft alle tijd. En spijkers genoeg.

Pas dan begint de echte strijd voor de gekruisigde. Niet om genade, niet om redding – maar om adem. De spieren branden. De longen zwellen op. Om te kunnen ademen moet het middenrif meebewegen, maar hangend aan de eigen armen gaat dat niet. De enige manier: jezelf optrekken. Aan die spijkers door de polsen. Je afzetten met je voeten, waar ook spijkers doorheen zijn geslagen.

Als dat lukt, volgt één ademteug. Eén moment van verlichting. Terwijl het open vlees over het ruwe hout schuurt. Daarna zakt het lichaam weer omlaag. Zwaarder. Dieper. En begint het opnieuw.

Tot de kracht op is. De spieren verzuren. De borstkas staat bol, open als een lege blaasbalg. Inademen gaat nog net, uitademen niet meer. Langzaam vullen de longen zich met bloed. De hartslag wordt onregelmatig. Vertraagt. Stokt. De dood komt niet als een klap. Hij komt als een zucht.

Soms gaat alles sneller. Als de beul het wachten beu is, pakt hij een ijzeren staaf – de crurifragium – of een hamer, en slaat de scheenbenen kapot. Eén slag per been is meestal voldoende. Het lichaam zakt direct in. Geen kracht meer om zichzelf op te richten. Geen adem meer. Alleen nog het happen naar lucht, het stuiptrekken. Een paar minuten nog. En dan: stilte.

De oorsprong

Kruisiging is geen Romeinse uitvinding. Rome perfectioneerde de techniek, maar het idee zelf is eeuwen ouder. Rond 1300 voor Christus gebruikten de Assyriërs – in het gebied dat nu Irak heet – al vormen van ophanging en vastnageling. Het was een gebruikelijke straf. Ruw, functioneel en vooral: zichtbaar.

De Perzen namen het stokje over. Al in de zesde eeuw voor Christus gebruikten zij kruisiging om tegenstanders op vernederende wijze uit de weg te ruimen. Het lichaam werd na de executie niet verwijderd, maar bleef hangen als afschrikwekkend voorbeeld — tot het volledig was opgegeten door aasgieren en honden. Vaak hingen de slachtoffers laag bij de grond, zodat wilde dieren er gemakkelijk bij konden. En als dat te langzaam ging, bleef er een soldaat achter om te voorkomen dat familie het lichaam stiekem meenam. De straf hield dus niet op bij de dood. Zelfs een graf werd de ongelukkige ontzegd.

Zo liet de Perzische koning Darius I (550 – 486 v.Chr.) duizenden tegenstanders kruisigen, voornamelijk opstandelingen en andere vijanden van het rijk. In zijn tijd was kruisiging nog niet wat we ons nu voorstellen, met een kruisvormige constructie en spijkers door de ledematen. Het was gewoon één van de vele vormen van ophanging. Soms werden veroordeelden naakt en wijdbeens op een puntige paal gezet, en was het de zwaartekracht die hen levend spietste. Afgehakte hoofden en ledematen werden ook op palen geplaatst.

Soms werd het slachtoffer simpelweg aan een paal vastgebonden en achtergelaten om te sterven. Spijkers kwamen pas later, als een ‘verbetering’ van de straf. Maar wat bleef, was de boodschap. Elke kruisiging was een publieke terechtstelling, met een bijna ceremoniële lading. Geen moment van recht en genoegdoening, maar puur een demonstratie van macht. Het kruis met de gehangene symboliseerde de onbetwiste en absolute macht van de staat of het rijk over het individu.

Toen kwamen de oude Grieken. Alexander de Grote, die in de vierde eeuw voor Christus het Perzische Rijk veroverde, paste kruisingen grootschalig toe tijdens de oorlogen die hij voerde. Na de maandenlange belegering van de stad Tyrus in 332 voor Christus, gaf hij opdracht om tweeduizend jonge Tyrische mannen te kruisigen, in een lange rij langs de kustlijn. De massamoord was een waarschuwing voor andere steden: verzet je niet tegen de Macedonische koning! Het was zo gruwelijk dat veel andere steden hun poorten zonder strijd openden voor Alexander.

In vredestijd gaven de oude Grieken de voorkeur aan andere vormen van executie. Socrates dronk – gedwongen – de gifbeker leeg. Anderen werden simpelweg van kliffen gegooid. Er waren ook methoden die langer duurden. Het rad, bijvoorbeeld. Een houten wiel waarop de veroordeelde werd vastgebonden, armen en benen gespreid. Daarna brak de beul, met een hamer, één voor één alle botten. Geen finesse, enkel geweld.

Scala aan doodstraffen

Pas met de opkomst van het Romeinse Rijk werd kruisiging een gangbare straf. De Romeinen zagen zichzelf als een volk van orde en recht, met wetboeken, rechtbanken en procedures. Maar die orde moest wel gehandhaafd worden. Daartoe gebruikte Rome een breed scala aan executiemethoden: onthoofding voor de bevoorrechten. Verbranding of verdrinking voor zware misdadigers. En kruisiging voor opstandelingen, eenieder die zich tegen het rijk keerde.

De kruisen stonden op strategische plekken: bij stadspoorten, langs handelsroutes, op heuvels. Wie door het Romeinse Rijk reisde, kon er niet omheen. Zelfs als de lichamen al waren vergaan, bleven de palen staan, het geronnen bloed van de gekruisigden nog zichtbaar. Soms volstond één lichaam aan een paal om een wijk of dorp stil te krijgen. Maar bij grotere opstanden moest het effect navenant zijn. Rome hield niet van halve maatregelen.

Een van de meest beruchte massakruisigingen was die van zesduizend slaven, na de opstand van Spartacus in 71 voor Christus. Spartacus had twee jaar lang Romeinse legers verslagen met een meute ontsnapte slaven en deserteurs. Ze trokken als een losgeslagen bende door Italië, tot generaal Crassus hen uiteindelijk in Campanië versloeg.

De Romeinse wraak was even gruwelijk als onverbiddelijk. De zesduizend overlevende opstandelingen werden gekruisigd langs de Via Appia, de hoofdweg van Rome naar Capua. Een corridor van stervenden, kruis na kruis, meer dan tweehonderd kilometer lang. Een galerij des doods, die weken, zelfs maanden zichtbaar bleef. Een macabere boodschap in bloed en hout: dit is het lot van eenieder die Rome durft te tarten.

Tegen de tijd dat Jezus werd gekruisigd, was de straf een vast – en populair – onderdeel van het Romeinse rechtssysteem. Zelfs dieren konden gekruisigd worden. Zo kruisigden de Romeinen, als jaarlijks ritueel, honden bij het Circus Maximus in het centrum van Rome. Dit ter herinnering aan hun falen om de stad in 390 voor Christus te beschermen tegen een Gallische aanval. Terwijl de heilige ganzen van Juno de stad waarschuwden en zo redding brachten, waren de honden niet alert genoeg. Als eerbetoon werden ganzen daarom elk jaar op goudversierde draagbaren door het centrum gedragen, terwijl een onbekend aantal honden gekruisigd werd.

Jezus

Alleen al in het Romeinse Rijk (753 voor Christus tot 476 na Christus) zijn naar schatting meer dan 300.000 mensen gekruisigd. Maar slechts één kruisiging veranderde de wereldgeschiedenis. Jezus van Nazareth, een Joodse prediker uit Galilea, werd rond het jaar 30 of 33 na Christus ter dood gebracht door de Romeinse gouverneur Pontius Pilatus. Wat deze executie bijzonder maakt, is niet zozeer de gebeurtenis zelf – Rome kruisigde dagelijks mensen – maar wat er daarna gebeurde. Jezus’ dood luidde het begin in van een nieuwe religie. Een die uiteindelijk het Romeinse Rijk zou domineren.

De evangeliën geven verschillende redenen waarom Jezus werd gekruisigd, maar historisch gezien spelen zowel religieuze als politieke factoren een rol. Jezus daagde de gevestigde orde uit, bekritiseerde de farizeeërs en de tempelpriesters, en sprak over het feit dat het koninkrijk van God nabij was – iets wat klonk als een aanklacht tegen de bestaande machtsverhoudingen. Zijn groeiende aanhang maakte hem des te gevaarlijker.

Daar kwam bij dat hij zichzelf ‘koning der Joden’ noemde – een directe provocatie in de richting van de Romeinse keizer. In het bezette Judea stond zo’n uitspraak gelijk aan oproer. Jezus werd gearresteerd tijdens het Pesachfeest, een periode waarin Jeruzalem volliep met pelgrims en de spanningen tussen Joden en Romeinen altijd hoog opliepen. De Romeinen waren dus extra alert op mogelijke oproerkraaiers.

Jezus’ kruisiging verliep volgens het klassieke patroon van een Romeinse executie. Eerst, in alle vroegte, de geseling met het flagrum. Het precieze aantal zweepslagen is historisch gezien nooit bevestigd. De Bijbel houdt het op 39; volgens de Joodse wetten uit die tijd het maximumaantal. Maar Jezus werd gegeseld door de Romeinen. Zij kenden geen vast maximum aan zweepslagen.

Het aantal hing in de praktijk af van de grillen van de beul. Het resultaat was hoe dan ook gruwelijk. Jezus’ rug moet een open landschap van bloed en bot zijn geweest.

De Romeinse soldaten vermaakten zich kostelijk. Ze rukten Jezus’ baard uit, sloegen hem in het gezicht en dreven de spot met zijn vermeende ‘koningschap’. Een doornenkroon werd op zijn hoofd gedrukt – de stekels zo scherp, dat ze tot op de schedel doordrongen. Vervolgens hulden ze hem in een purperen mantel, niet uit eerbied, maar als extra vernedering.

Zoals gebruikelijk bij kruisigingen, moest Jezus zijn kruis (of enkel de 45 kilo wegende dwarsbalk, daarover zijn historici het niet eens) door Jeruzalem dragen, naar Golgotha, de executieplaats, gelegen buiten de stadsmuren. Jezus viel onderweg meerdere malen. Tot de Romeinse soldaten een toeschouwer, Simon van Cyrene, dwongen om hem te helpen. Niet uit mededogen, maar uit efficiëntie: de kruisiging moest hoe dan ook doorgaan.

Rond negen uur in de ochtend bereikte Jezus Golgotha. Hij werd op de grond gelegd, armen gespreid. De spijkers werden naar alle waarschijnlijkheid door zijn polsen en hielen geslagen, ook al beschrijven de evangeliën wonden aan handen en voeten, maar dat is historisch gezien waarschijnlijk niet correct. Op de ruwe paal werd ook een blok hout als zitje gespijkerd – niet om het lijden te verzachten, maar om het te verlengen.

Volgens het Evangelie van Marcus werd Jezus (vrijwel) naakt gekruisigd. Zijn lichaam hing in een onnatuurlijke houding. Armen uit de kom. De ribbenkas zo gespannen dat ademhalen een strijd was. Het lijf, leeggebloed en uitgeput, vocht tegen uitdroging en zuurstofgebrek. Jezus stierf relatief snel – volgens de evangeliën rond drie uur in de middag. Naar alle waarschijnlijkheid door verstikking, in combinatie met hartfalen. Mogelijk was de zware geseling de voornaamste reden voor zijn snelle dood. Direct daarna dreef een Romeinse soldaat zijn speer in Jezus’ zij, om te checken of hij daadwerkelijk nu al dood was.

Een briljante draai

Welbeschouwd was Jezus’ kruisiging niet uitzonderlijk. Zoals gezegd, velen stierven zoals hij. Maar drie dagen na zijn dood verspreidden zijn volgelingen een gerucht dat zelfs de meest uitgekookte marketeer niet had kunnen verzinnen: Jezus was opgestaan uit de dood. Daarmee kreeg de gebeurtenis ineens een briljante draai. Wat eerst gold als ultieme vernedering, werd met terugwerkende kracht hét symbool van verlossing en hoop.

Paulus, een vroege christelijke leider, borduurde hierop voort. Hij presenteerde Jezus’ dood als een betekenisvol offer voor de gehele mensheid. Het kruis werd zo een krachtig logo, het ultieme beeldmerk van het menselijke lijden. Dankzij Paulus wist de wereld dat nu ook. PR-technisch gezien een meesterlijke zet, zelfs voor moderne begrippen. Jezus’ lijden werd een universeel symbool voor de menselijke gesteldheid, de zogeheten condition humaine (ook wel het menselijke tekort genoemd): iedereen heeft zijn eigen kruis te dragen.

Het christendom groeide explosief. Hoe fanatieker Rome probeerde het uit te roeien, hoe sneller de beweging zich verspreidde. Het kruis, ooit hét Romeinse foltertuig bij uitstek, werd een logo van redding, hoop en verlossing. Jezus was immers gestorven voor de zonden van de mensheid, zodat deze verlost zou zijn. Of, zoals Petrus het beschreef: Jezus droeg onze zonden in zijn eigen lichaam, toen hij stierf aan het kruis. Daardoor kunnen we voortaan leven zoals God het wil, want de wonden in zijn lichaam hebben ons van onze zonden genezen.
Het is maar wat je wilt geloven, natuurlijk.

Ironisch genoeg zou het Romeinse Rijk in de vierde eeuw precies die Jezus omarmen die het ooit zo zorgvuldig had laten verdwijnen. Keizer Constantijn, inmiddels bekeerd tot het christendom, schafte de kruisiging af en maakte van Jezus’ leer de officiële staatsgodsdienst. Vier eeuwen na zijn executie kreeg Jezus alsnog het laatste woord en werd onsterfelijk, exact wat Rome had willen voorkomen.

IS en moderne executies

Kruisigingen verdwenen nooit echt van het wereldtoneel – ze maakten zelfs een cynische comeback in de eenentwintigste eeuw. Extremisten ontdekten opnieuw de kracht van het kruis als PR-instrument. ISIS gebruikte kruisigingen niet alleen om vijanden uit te schakelen, maar vooral om angst te zaaien via zorgvuldig geregisseerde propagandastunts. Net als de Romeinen begrepen ze dat een gekruisigd lichaam niet alleen een dode tegenstander is, maar ook een bloederige reclamezuil.

Tussen 2014 en 2019, toen het kalifaat op zijn meest macabere hoogtepunt verkeerde, maakten ISIS-strijders in Irak, Syrië en Libië van kruisigingen bijna routine. Mannen, vrouwen en zelfs kinderen werden publiekelijk tentoongesteld. Vaak betrof het symbolische kruisigingen: de slachtoffers waren al dood voordat ze werden opgehangen.

Net als het oude Rome mikte ISIS met openbare kruisigingen op de totale onderwerping. Elke dissident, ongelovige of vermeende afvallige kon eindigen als macaber uithangbord langs de weg. Daarbij rechtvaardigden de extremisten hun wreedheden met zorgvuldig geselecteerde Koranverzen. De gruwelijke beelden werden via alle mogelijke sociale media verspreid en bereikten zo miljoenen. Angst als virale marketing.

Officieel bestaat het kruisigen dus nog steeds, zij het in gemoderniseerde vorm. Ook Saoedi-Arabië hanteert deze methode nog sporadisch, eveneens als afschrikwekkend voorbeeld ná een executie. In 2019 werd nog een lichaam publiek tentoongesteld, als lugubere waarschuwing aan iedereen die met verkeerde gedachten rondliep. Ook in Iran zijn vergelijkbare gevallen bekend. In sommige andere islamitische landen, zoals Jemen en Sudan, bestaat kruisiging nog als een theoretische straf, maar wordt maar zelden daadwerkelijk uitgevoerd.

Hoe dan ook, één ding is zeker: moderne kruisigingen laten vooral zien hoe hardnekkig wreedheid kan zijn – zelfs in een tijd die zichzelf beschaafd noemt.

Vrijwillig vastgespijkerd
Extreme rituelen zijn er genoeg op aarde, maar de vrijwillige kruisigingen op de Filipijnen maken van elke andere traditie kinderspel. Elk jaar, op Goede Vrijdag, laten devote gelovigen zich daar letterlijk aan het kruis nagelen. Geen halfzachte toneelstukjes met ketchup, maar echte spijkers, echte wonden en een enthousiast publiek dat geamuseerd toekijkt alsof het een volksfeest is.

Wat bezielt iemand om zich vrijwillig te laten kruisigen? Sommigen zien het als ultieme boetedoening, anderen hopen zo hun gebeden kracht bij te zetten – een soort van ‘wie mooi wil zijn, moet pijn lijden’. De wortels liggen in een eeuwenoude traditie van zelfkastijding: zweepslagen, open wonden, alles om het lijden van Christus van dichtbij te ervaren.

Dat ging lange tijd prima, totdat in 1961 Arsenio Añosa, een Filipijnse genezer, besloot dat hij voor het echte werk ging. Arsenio liet zich kruisigen en hield dat ritueel maar liefst vijftien opeenvolgende jaren vol.

Wat begon als het persoonlijke hobbyproject van een religieuze extremist, groeide uit tot een jaarlijks volksfeest, waarbij steeds meer Filipijnse katholieken zich letterlijk aan het kruis lieten spijkeren.

Het hele schouwspel is ronduit macaber. Mannen slepen zware kruisen door de brandende zon, anderen kastijden zichzelf met bamboestokken om Jezus’ lijden te ervaren. Lokale acteurs, verkleed als Romeinse soldaten, hameren tien centimeter lange, steriele spijkers door handen en voeten.

Voor wie zich toch zorgen maakt over de volksgezondheid: elke gekruisigde staat op een klein plateau en hangt dus niet volledig aan zijn doorboorde ledematen. Vijftien minuten later worden de thrillseekers weer losgemaakt en alle wonden behandeld met kruidenmengsels. Goede nazorg is belangrijk, want alleen dan zijn ze er immers volgend jaar weer bij.

Luuk Koelman
Luuk Koelman

Columnist (o.a. voor Nieuwe Revu), ghostwriter en schrijfcoach. Ik werk voor mensen die graag schrijven én voor mensen die liever niet schrijven.

Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief!