Zaterdag 12 augustus 2000, vroeg in de ochtend. Twee explosies jagen de Koersk, een van ’s werelds grootste atoomonderzeeërs, naar de bodem van de Barentszzee. Aan boord: 118 mannen. Leven ze nog? Of is iedereen dood? Wat volgt is een race tegen de klok, een tragedie in slow motion.
Het begon als iets kleins. Een zomeroefening van de Russische marine in de Barentszzee. Vijf dagen maar. Het afscheid op de kade was dan ook kort. “Tot over een week!” riep de bemanning.
Drie dagen later. Zaterdag 12 augustus. Aan boord van de Koersk maakt de bemanning zich op voor het afvuren van twee oefentorpedo’s. In de voorste compartimenten – torpedokamer en commandocentrum – is het een drukte van belang. Natuurlijk zitten er geen springladingen in beide oefentorpedo’s.
Maar dat maakt de vijf ton wegende en elf meter lange projectielen niet minder gevaarlijk. Om dergelijke kolossen met 75 kilometer per uur uit de torpedobuis te lanceren, is meer nodig dan alleen luchtdruk. Daarom bevat de staart van elke torpedo een chemisch mengsel van kerosine en hoog geconcentreerde waterstofperoxide. Anderhalve ton aan stuwkracht – zelfs meer power dan de springlading die normaliter in de kop zit.
Ergens in de torpedobuis gaat het mis. Vermoedelijk een haarscheurtje in de las van een van de oefentorpedo’s. Brandstof lekt, komt in aanraking met roest en messing, en veroorzaakt een chemische reactie. Binnen enkele seconden volgt een explosie. Eentje met de kracht van honderd kilo TNT.
De klap scheurt een gat van twee vierkante meter in de romp. IJskoud poolwater spuit naar binnen. De zeven mannen in het voorste compartiment zijn op slag dood. Het is dan 11:28 uur. Binnen zestien seconden staat het hele voorste deel van de Koersk onder water. Wie in het commandocentrum de explosie overleeft, verdrinkt direct.
De Koersk begint aan een vrije val naar de bodem van de Barentszzee. Die duurt exact 135 seconden. Net voordat de onderzeeër op 96 meter diepte de zeebodem raakt, volgt de tweede explosie. De overige torpedo’s, de meeste met échte springkoppen, ontploffen in de vuurzee. De klap meet 3,5 op de schaal van Richter en verpulvert het grootste deel van de onderzeeër. Van de 118 man aan boord zijn er 95 op slag dood, of binnen seconden verdronken.
Maar helemaal achterin de 155 meter lange Koersk zijn nog 23 bemanningsleden in leven. Zij zitten in het negende en allerlaatste waterdichte compartiment. De overige acht zijn weggevaagd. Dat de 23 beide ontploffingen überhaupt hebben overleefd, is grotendeels te danken aan het ontwerp van de Koersk: de drie dekken in de onderzeeër zijn niet vast aan de romp gelast, maar hangen als het ware ‘los’. Daardoor fungeerden ze als schokbrekers. Het verschil tussen leven en dood.
In het negende compartiment liggen ook de kernreactors. Die hebben zichzelf uitgeschakeld om zo een kernramp te voorkomen. Maar daardoor is er ook geen stroom meer aan boord. Geen licht, geen luchtverversing. Enkel diepe duisternis.
Zaterdag 12 augustus, 13.34 uur
Kapitein-luitenant Dmitri Kolesnikov, 27 jaar oud, is nu de hoogste in rang. Hij scheurt een ruitjesvel uit een technisch schrift. In het pikkedonker, met enkel een zaklantaarn, noteert hij de namen van de 23 overlevenden. Links bovenaan: 12-08-2000. Rechts: 13.34 uur.
Hij schrijft: “Presentielijst van de mensen die zich in het negende bevinden.” Dan volgen de namen. Eén per regel. Eerst het dienstnummer, dan de achternaam. Aan het eind van elke regel: een kruisje. Aanwezig.
Onderaan noteert hij een tweede tijdstip: 13.58 uur. Vierentwintig minuten later. Er is nog licht van zaklantaarns. Genoeg om te tellen, te schrijven en te doen wat je als officier is aangeleerd: de orde bewaren.
Want de situatie is niet hopeloos. Er is een theoretische ontsnappingsmogelijkheid: via de drie meter hoge toren boven in het negende compartiment. Daaraan kan zich een kleinere reddingsonderzeeër koppelen, waar de 23 mannen een voor een via het luik in kunnen klimmen. Maar die redding zal van buiten moeten komen.
De mannen spreken elkaar moed in. Ze liggen op nog geen honderd meter diepte. Dat zijn bijna ideale omstandigheden. “Stel je voor,” zegt iemand, “als we verticaal waren gezonken, neus eerst. Dan stak dit compartiment nu boven water uit.”
Bovendien moeten beide explosies overal ter wereld door seismografen zijn geregistreerd. Russische marineschepen zijn in de buurt. En de Koude Oorlog is voorbij. Westerse hulp is vast en zeker al onderweg.
En dat is maar goed ook, want in het afgesloten negende compartiment is niet voldoende lucht om het weken uit te houden. Dus telt elke ademhaling. Wie in paniek raakt, verbruikt meer. Wie slaapt, minder. Rustig blijven nu…

Na een paar uur begint de temperatuur in het negende compartiment te dalen. Gelukkig liggen er dikke, groene thermopakken. De mannen hijsen zich in de noodkleding. Maar de kou blijft. De temperatuur zakt tot net boven nul. Spieren verstijven, tanden klapperen. Een nieuw dilemma: blijven bewegen om warm te blijven, of juist stilzitten om zuurstof te sparen?
Maar er is nog een probleem: het compartiment blijkt niet helemaal waterdicht. Via de immense schroefas van de onderzeeër sijpelt zeewater naar binnen. Een van de afdichtingsringen moet beschadigd zijn geraakt door de explosies.
Intussen wordt de lucht met de minuut verstikkender. Kolesnikov weet dat hij moet handelen. Elke Russische onderzeeër heeft chemische zuurstofcassettes aan boord: die binden koolstofdioxide en geven zuurstof af. De mannen openen ze één voor één en hangen ze op aan buizen en kabels. De vrijgekomen lucht is scherp, chemisch, nauwelijks te harden. Maar het is zuurstof. Het is leven.
Zaterdag 12 augustus, 23.30 uur
Pas twaalf uur na het zinken van de Koersk slaat de Russische marine alarm. Tot die tijd houdt men het op een radiostoring. Want hoe kan een dubbelwandige onderzeeër nu zinken? Hoe dan ook, pas nu geldt de Koersk als vermist.
Kort na middernacht maakt het reddingsschip Michail Roednitski zich los van de kade. Aan boord: twee mini-onderzeeërs. De eerste is voor inspectiewerk. De tweede is een kleine evacuatiemodule, ontworpen om overlevenden aan boord te hijsen.
Maar waar ligt de Koersk precies? In theorie is het eenvoudig: zoek een vier verdiepingen hoge, 155 meter lange onderzeeër in een ondiep deel van de Barentszzee. Maar de Koersk is juist gebouwd om onvindbaar te zijn. De romp is bekleed met geluidsabsorberende rubberplaten, speciaal ontworpen om sonar te misleiden. En nu, zonder stroom, zonder draaiende turbines, is de Koersk volmaakt stil. Geen ping. Geen noodboei. Geen automatisch SOS-signaal. Op de schermen: niets. Ergens op de bodem van de Barentszzee ligt de Koersk. Koud. Roerloos. Onzichtbaar.
Zondag 13 augustus, 07.00 uur
In het Kremlin mogen slechts twee mensen de president rechtstreeks bellen over militaire zaken: Sergejev, minister van Defensie, en Kvasjnin, chef van de generale staf.
Die ochtend is het Sergejev die belt. Poetin, net honderd dagen president, zit in zijn datsja aan de Zwarte Zee. Het gesprek is kort. De nieuwste kernonderzeeër is vermist, meldt Sergejev. Hoe het gesprek precies verliep, weet niemand. Maar duidelijk is dat de boodschap niet binnenkomt. Geen ramp, geen mannen op de bodem van de zee. Gewoon een technisch mankement. Lastig, ja. Maar niet iets waarvoor je halsoverkop je vakantie onderbreekt.
Later die dag verschijnt Poetin op televisie. In korte mouwen. Gasten aan de wijn, de kolen op de barbecue sissen. Vol in beeld: een president die niet doorheeft dat zijn eerste crisis al begonnen is.
Intussen staan ze daar, in het negende compartiment. De 23 mannen. Ze luisteren naar het water dat langzaam binnendringt. Urenlang staren ze naar het luik. Wachtend op een geluid dat alles zou kunnen veranderen: het hoge, metalen zoemen van een reddingsonderzeeër. Maar het blijft stil.
Op een zeker moment, waarschijnlijk die zondagochtend, dooft ook het laatste beetje licht. De batterijen van de zaklampen begeven het een voor een. Plotseling is er niets dan zwart. Geen verschil tussen open en gesloten ogen. Sommigen gaan liggen, ergens in het deel waar de kooien zijn. Niet om te slapen, maar om te sparen. Zuurstof. Lichaamswarmte.
Dmitri Kolesnikov schrijft. Op de tast. Op de achterkant van het vel waarop hij eerder de namen noteerde. Zijn handschrift blijft opmerkelijk leesbaar. De toon rustig:
“Het is hier donker; het schrijven gebeurt op de tast. Het lijkt erop dat er weinig kans op overleven is, 10 tot 20 procent. Laat ons hopen dat op zijn minst één iemand dit zal lezen. Groetjes aan iedereen. Wanhoop niet.”
Geen datum, geen tijdstip.
Hij vouwt de brief op en stopt hem diep in de borstzak van zijn overall, onder zijn thermische kleding. Niet voor zichzelf, maar voor iemand die het later zal vinden. Zodat er iets achterblijft. Iets dat bewijst dat ze hebben gewacht. En gehoopt.
Intussen blijven enkele van de mannen bezig. Drukdoende met de grote zuurstofcassettes die de lucht zuiveren, de atmosfeer leefbaar houden. Maar een nieuw probleem doemt op. De chemicaliën in de cassettes kunnen ontbranden als ze in aanraking komen met vocht. En vocht is er genoeg. Het oprukkende zeewater heeft inmiddels de onderste randen van de machines bereikt. Olie komt los uit de filters en vormt een dun, glanzend laagje op het wateroppervlak. De mannen weten het niet, ze zien niets. Alles wat ze voelen, is water. Maar in het donker verandert de Koersk van een noodcapsule in een chemische soep. Een drijvende molotovcocktail. Op de tast verwisselen de mannen de zuurstofcassettes. De geest traag, het lichaam koud en op. Maar er is nog lucht. Voor even.
Later die dag arriveert de Michail Roednitski in het deel van de Barentszzee waar de Koersk moet liggen. Aan dek heerst spanning. De eerste taak: de exacte positie van de Koersk bepalen. Er is al een akoestische afwijking geregistreerd – een doffe echo van iets wat daar niet hoort.
Een onbemande miniduikboot wordt het water in getakeld. De kleine en trage Dronov. Ontworpen voor observatie en precisie, niet voor snelheid. De beelden, geschoten op de bodem van de Barentszzee, zijn schokkend. Van het voorste deel van de Koerks is enkel nog een verwrongen staalmassa over. Buizen, balken, scheepshuid – alsof de boeg zichzelf naar binnen heeft geblazen. Geen hoop op overlevenden daar.
Maar verder naar achteren verandert het beeld. Het achterschip van de Koersk vertoont geen zichtbare schade. Geen brandplekken, geen scheuren. Als er nog overlevenden zijn, dan zitten ze daar. En dan is er nog maar één mogelijke uitweg: de ontsnappingstoren boven het negende compartiment.
Maandag 14 augustus, 11.03 uur
De twee grootste Russische persagentschappen verspreiden bijna gelijktijdig een bericht. ‘Technische storingen aan boord van de Koersk’, zo luidt de boodschap. Maar belangrijker: ‘de bemanning leeft nog. Er is contact. Er worden klopsignalen opgevangen via de romp van de onderzeeër.’
De toon is geruststellend. De timing strak geregisseerd. Het nieuws komt nog vóór er vragen zijn. En dus klinkt het geloofwaardig. Opluchting alom. Er is contact. Er is hoop. Klopsignalen.
In het Westen volgen reddingsteams het nieuws. Een kernonderzeeër, op honderd meter diepte? Dat is te doen. Hier is misschien nog iets te redden. Hulp wordt aangeboden. Maar dan komt de twijfel. De Britse regering wil weten hoe het zit met de juridische risico’s. Wat als een Brits team afdaalt, maar faalt? Zijn zij dan aansprakelijk voor een mislukte redding? En hoe zit het met het internationaal recht? Bevinden hun duikers zich straks technisch gezien op Russisch grondgebied, in een wrak, op de bodem van internationale wateren?
Ook Washington blijft voorzichtig. In het Pentagon heerst scepsis. De explosie? Fataal, niemand overleeft dat. En dus bieden de Amerikanen formeel hulp aan, vriendelijk en correct, maar in werkelijkheid doen ze niets. Geen reden tot haast.
En die klopgeluiden dan? Aan boord van de Michail Roednitski heeft niemand iets gehoord. Daar vermoedt men dat het verhaal is verzonnen om de druk op de reddingswerkers op te voeren. Als er mannen leven, moet er harder worden gewerkt.
Pas later blijkt dat de vermeende noodsignalen afkomstig waren van het schip zelf. Telkens wanneer de Roednitski haar anker verlegde, sloeg de zware ketting tegen de boeg van de Koersk. Die klappen werden opgevangen door akoestische sensoren op de omliggende schepen. Ze kloppen! We horen ze!
Woensdag 16 augustus, 14.00 uur
De verouderde reddingsduikboot van de Roednitski lijkt de klus niet te kunnen klaren. Meerdere koppelpogingen zijn al mislukt. In de wandelgangen van het Russische ministerie van Defensie wordt driftig gefluisterd. Moeten ze internationale hulp accepteren? Of juist afhouden, zoals de nationale trots vereist?
De marineleiding komt er niet uit. Niemand weet wat Poetin wil. Pas honderd dagen in functie en nu al een raadsel. Ondoorgrondelijk, stil, ex-KGB, pokerface. Niemand die hem echt kent. Dus wacht iedereen. Op een seintje, een knik. Maar Poetin wacht ook. Op betrouwbare informatie. Op zekerheid. Op iets wat zijn positie niet schaadt. En zo gebeurt er niets. Omdat iedereen wacht op de ander.
Tot admiraal Popov het om 14.00 uur dan toch doet. Hij belt de Noren. Die willen helpen, maar ook zij weten: deze redding vereist de expertise van de olie-industrie. Daar, in de wereld van boorplatforms en pijpleidingen, ligt de echte diepzee-expertise.
Stolt Offshore meldt zich. Een civiel bedrijf, gespecialiseerd in diepzeetechniek en onderhoud van olie-infrastructuur. Een van hun schepen, de Seaway Eagle, ligt toevallig voor de Noorse kust. Klaar om uit te varen.
Vrijdag 18 augustus, 20.00 uur
In een zaal in Moermansk proberen drie hoge heren uit Moskou, onder wie vicepremier Klebanov, de families van de Koersk-bemanning gerust te stellen. Maar nog voor Klebanov een woord kan zeggen, grijpt een vrouw hem bij de stropdas: “Ga dan zelf! Red ze zelf, lafaard!” Ze slaat hem. Beveiligers trekken haar weg. Maar haar armen blijven maaien.
Klebanov herpakt zich: “De situatie is onduidelijk, maar we doen er alles aan om uw mannen terug te brengen.” Dan staat een andere moeder op. Klein, gedrongen. “Waarom heb ik mijn zoon gebaard?” schreeuwt ze. “Jullie eten. Jullie slapen. Onze jongens liggen daar — in het donker!”
Klebanov stamelt iets, buigt zijn hoofd. Weer een andere vrouw schreeuwt: “Mijn man diende 25 jaar in de marine! En waarvoor? Om mijn zoon te begraven?” Ze is in alle staten. “Ruk die medailles van je borst! Doe het, hoerenzoon!” De vrouw merkt niet dat iemand haar in de rug nadert. Een verpleegkundige, injectiespuit in de hand. Een prik. Haar benen begeven het. Twee mannen slepen haar weg. Enkele dagen later zendt de Russische staats-tv het fragment uit. Een moeder, schreeuwend om haar zoon, die wordt platgespoten. De beelden gaan de wereld over.
Zaterdag 19 augustus, 20.27 uur
De Seaway Eagle arriveert op de rampplek. Na een tocht van 900 zeemijl ligt het schip eindelijk stil boven de Koersk. Aan boord maken veertien duikers zich klaar. Tien Britten, vier Noren. Een marine-arts spreekt hen toe. Niet over techniek, maar over wat ze kunnen aantreffen. Lichamen. Opgezwollen. Misschien vastgeklemd in de ontsnappingstoren. De stilte is zwaar. Niemand zegt wat iedereen denkt. Misschien is er niets meer te redden. Maar er is nog tijd. Russische experts hebben gezegd dat de bemanning ‘ongeveer een week’ heeft. Dit is dag acht. Elk uur telt nu dubbel.
Zondag 20 augustus, 10.55 uur
Met behulp van een duikersklok dalen ze af. Diep in de Barentszzee, bij het ontsnappingsluik van de Koersk, pakt een van de duikers zijn hamer. Hij slaat vier keer op de romp – hard. Dan nog een keer. En nog een. “Met enige krachtsinspanning verricht,” zal later in het logboek staan. De duiker buigt voorover. Zijn helm raakt het metaal. In die houding kan hij voelen hoe de romp trilt. Als een echo in zijn botten.
Misschien staan er mannen aan de andere kant. Tegen de wand gedrukt. Misschien begrijpen ze: er is iemand. Hier! Boven ons! Misschien willen ze kloppen, maar lukt het niet. Te weinig zuurstof. Te koud. Te verzwakt.
De duiker slaat nog vier keer. Aan boord van de Seaway Eagle houdt iedereen de adem in. Maar het blijft stil. En toch betekent dat niets. Stilte is geen bewijs van dood. De enige manier om zekerheid te krijgen: nagaan of het negende compartiment onder water staat.
Maandag 21 augustus, 10.30 uur
Dag negen. De ochtend is stil. Geen duikers. Geen beweging. De op afstand bestuurbare onderwaterrobot ligt opgeladen op het dek. De zee is kalm. En dan ineens gebeurt het. Het bovenste luik van de ontsnappingstoren, zwaar en verroest, opent zich met een droge klik. Al dagen trekt een hefballon aan het staal, met een trekkracht van 250 kilo. Maar het water erboven drukte harder terug. Tot nu. Door het lage tij daalde de druk een heel klein beetje. En dat bleek voldoende.
Uit de ontsnappingstoren komen geen lichamen. De toren, drie meter hoog, is geheel gevuld met water. Via het onderste luik, helemaal onderin de toren, stijgen enkel kleine gasbelletjes op. Dat betekent maar één ding: de druk binnen is gelijk aan buiten. Het compartiment is volgelopen. Aan boord van de Seaway Eagle twijfelt niemand meer.
Met een klein zetje van de onderwaterrobot klapt niet veel later het onderste luik naar binnen, het negende compartiment in. Duizenden gasbellen tegelijk stromen naar buiten, uit de romp omhoog. Alsof de onderzeeër zijn laatste adem uitblaast. Maar het is geen lucht. Het is opgesloten gas; oude, uitgeputte, vervuilde lucht. Samengeperst in het bovenste deel van het negende compartiment terwijl het van onderen vol water liep: 550 kubieke meter, gevangen achter staal. Nu vrijgelaten. De luiken zijn open. Het compartiment staat onder water. De mannen van de Koersk zijn dood.
Dinsdag 22 augustus, 20.00 uur
Vladimir Poetin betreedt het gemeenschapshuis in Vidjajevo, de thuishaven van de Koersk. Rechte rug, vaste tred. Hij zou om 16.00 uur arriveren, maar is vier uur te laat. De zaal zit vol met nabestaanden. Vrouwen, vaders, moeders, zonen.
Poetin spreekt van een tragedie. Zijn stem is laag, berustend. De woorden afgewogen, het gezicht onaangedaan. Condoleances volgen, alsof een script wordt afgewerkt. Maar het snikken in de zaal stopt niet. Er wordt gehuild. Niet beschaafd, maar rauw en radeloos. Dan komen de vragen. En de verwijten. Poetin luistert, antwoordt, maar zegt niet veel. Zijn toon is vlak. De zaal voelt het. De sfeer kantelt. Woede wint het van verdriet. Geschreeuw, gehuil, gekrijs. Maar vooral: weerzin. En de kersverse Russische president, kil en afstandelijk, weet niet wat hij daarmee moet.
De volgende dag maakt admiraal Popov zijn opwachting. Niet in een zaal, maar op het dek van een schip. Geen klapstoelen, geen gordijnen, niets. Alleen wind en een camera. Zijn gezicht is grauw. “We hebben alles gedaan,” zegt hij, “meer dan alles, maar de omstandigheden waren sterker.” Hij kijkt even weg. Dan breekt zijn stem: “Het leed omarmt ons. Maar het leven moet doorgaan. Blijf uw kinderen grootbrengen. Uw zonen.” Hij neemt zijn pet af, de ogen vochtig. “Vergeef mij dat ik uw mannen niet heb gered.” Dan loopt hij uit beeld.
De nasleep
Wat er precies is gebeurd in die laatste dagen onder water, zullen we nooit helemaal weten. Zijn ze verdronken? Gestikt? Hebben ze gevochten? Of gewoon gezeten, naast elkaar, zoals mannen dat soms doen als er niks meer te zeggen valt?
Pas in oktober begint het echte onderzoek. De eerste lichamen komen boven. Verbrand, maar dan op een vreemde manier. Het gezicht nauwelijks herkenbaar, maar het onderlichaam compleet intact. Alsof de dood alleen tot halverwege is afgedaald en toen gestopt.
Een zuurstofcassette die in een plas olie is gevallen, zo luidt de theorie. Een chemische explosie volgde. Daarna de vuurzee. Sommigen wisten nog onder water te duiken. Hun ruggen verbrandden, maar borst en benen bleven onaangetast. Anderen waren te laat.
Binnen enkele seconden slokte het vuur alle lucht op. Wie weer bovenkwam om te ademen, zoog pure koolmonoxide in de longen. Zij zijn het die werden teruggevonden met ontspannen gezichten. Alsof ze gewoon in slaap waren gevallen.
Uit de sporen blijkt dat de mannen zeker drie dagen hebben geleefd. Zuurstofcassettes werden gebruikt. Er werd bewogen, geschreven, gewacht. Toen de Seaway Eagle arriveerde, was het al te laat.
De berging van de Koersk is landelijk nieuws. Nabestaanden volgen het met gemengde gevoelens. Sommigen zien het als een laatste kans om afscheid te nemen. Anderen vinden het ongepast. De zee, zeggen ze, moet haar doden houden. Wat de zee neemt, is van de zee.
Bijna honderd lichamen worden geborgen. En geïdentificeerd. In de vroege winter van 2002 vinden verspreid over Rusland de laatste begrafenissen plaats.
Op 19 juli 2002 sluit de Russische marine het onderzoek. De oorzaak blijkt een defecte HTP 65-76 torpedo. Verouderd en slecht onderhouden. De pakkingen versleten. En het meest wrange van alles: de gebreken waren bekend. Al jaren. Netjes gedocumenteerd in rapporten, maar genegeerd door iedereen.