Papa Ruud de Wild plezieren


Ruud de Wild, ik was op de opening. In museum Jan van der Togt in Amstelveen. Met in de hal die tekst over de stichter van het museum: industrieel Jan van der Togt. Overleden in 1995 en uitvinder van de Tomado huishouddoekjes. Een tragisch heerschap. Op het eind van zijn leven kwam hij tot de ontdekking dat hij de geschiedenis niet wilde ingaan als de uitvinder van de Tomado huishouddoekjes. Daarom kocht hij zich een museum.

De opening is druk-druk-druk. Dat zal je goed hebben gedaan. Catherine Keyl zie ik. En Jeroen Kijk in de Vegte. En Frits Spits is niet bij de hapjestafel weg te slaan. Eigenlijk is iedereen er, behalve Ali B. En natuurlijk veel, heel veel pers.

Jan Verschoor, directeur en conservator van het museum, neemt het woord. Jouw acryl op linnen, hij spreekt er lovende woorden over. Kreten van bewondering die hij overigens direct weer teniet doet door te melden dat hij tot een uur geleden nog nooit van DJ Ruud de Wild heeft gehoord. Wel kent hij de schilder Ruud de Wild. En pas nu, met al die BN’ers in de zaal, begrijpt Verschoor waarom Ruud altijd zo moeilijk te bereiken is. Hij is een heel bekende Nederlander! Dat wist Verschoor helemaal niet! Besmuikt gegniffel alom.

Enfin, niet getreurd. Frits Barend en Henk van Dorp, je twee boezemvrienden op leeftijd, dienen zich aan met hun ja-nee-spelletje. Jammer dat ze niet de moeite hebben genomen de vragen even uit het hoofd te leren. Je laat je gelukkig niet van de wijs brengen. Je vertelt dat je zes dagen per week scheppend bezig bent in je Amsterdamse atelier, van ’s ochtends tien tot ’s middags twee. Daarna ga je naar de studio in Hilversum voor je radioprogramma. Voor de rest heb je nergens anders tijd voor.
“Het woord is aan de kleuren!” roepen Frits en Henk in koor. Daarmee is je overzichtstentoonstelling geopend. Journalisten van de schrijvende pers die een interview willen, worden aan een tafeltje gezet. We zijn met zijn negenen. Ruim twintig minuten wachten. Dan ben je daar plotseling. Kom je erbij zitten? Nee, in het voorbijgaan oreer je slechts: “in mijn oeuvre is het altijd de buitenwereld die de binnenwereld vormt.” Dat is je kunstzinnige quote voor het journaille. Ik kijk je na en zie dat je op weg bent naar de verslaggeefster van RTL Boulevard. Mooie meid, pompeuze borsten. Gelijk heb je.

Op weg naar de uitgang breek ik in de garderobe bijna mijn nek over een meisje dat op de grond zit. Alleen. Onder haar linkerarm klemt ze een veel te grote map waar enkele vingerverftekeningen uitsteken. “Waar is je mama?” vraag ik terwijl ik mijn jas van het haakje haal.
“Die mag hier niet zijn,” antwoordt ze.
Het duurt even voordat ik door heb dat dit je dochtertje moet zijn, Ruud.
Wat ik me afvraag: praat je eigenlijk wel eens met haar? Over wat ze nu écht leuk vindt? Op televisie poch je met je kleine meid. “Vier jaar is ze pas, maar ze schildert al en vindt haar eigen tekeningen veel mooier dan mijn schilderijen.”
Godverdomme Ruud, zie je het dan niet? Je dochtertje is een open boek. Ze heeft de SCHURFT aan vingerverven. Ze verft alleen maar omdat ze bij jou wil zijn. Om jou te behagen. Ze wil aandacht, Ruud. Ze mist haar papa die alleen maar wil lijden voor de kunst en voor zichzelf – en niet voor zijn dochtertje.

Een kleine tien minuten heb ik op haar gepast, Ruud (toen was je zus, die babysitter speelde, er weer). Ik heb vol interesse en instemming al haar gevingerverf bekeken. En gefotografeerd. Het is een lief kleutertje. Geef haar een compliment en ze straalt. Wat is een kinderhand toch snel gevuld.
Maar kijk jij überhaupt wel eens naar háár tekeningen, Ruud? Want wat zei jij heel verongelijkt tegen RTL Boulevard? “Het zijn niet mijn schilderijen die op GeenStijl staan.”

Klopt. Het is het werk van je dochtertje.

Luuk Koelman
Luuk Koelman

Columnist (o.a. voor Nieuwe Revu), ghostwriter en schrijfcoach. Ik werk voor mensen die graag schrijven én voor mensen die liever niet schrijven.

Abonneer je op mijn gratis nieuwsbrief!